Countries
Thesaurus
Terminology
Contact

Sackpijper / Sack-pijper (m)

(with) definite article: de
plural: Sackpijpers / Sack-pijpers; (with) definite article: de
(the) bagpiper

any person who plays some kind of bagpipe (&c.)

Identical types: 127

Term in Kiliaan, who spells it "ſack-pijper", referring to Vtricularius, Aſcaules, and Pithaules (➺ Pythaules); Even though Boone spells it sackpijper (i.e. without hyphen), he oddly refers to Kiliaan, without paying any attention to the difference in orthography, however.

Cornemuser, Zack piper


Sources

Boone, Hubert: De doedelzak. Woord vooraf door J. Van Haver en A. Doppagne… Inleiding door R. De Maeyer… Brussel, 1983, p.20 (sackpijper), 93 (notes 56 (»Plantijn; »Kiliaan, 1574 [sic]) and 57 (»Halma; »Weiland)).

Kiliaan, C. [Cornelis Kilianus, or Corneel Kiel van Duffel]: Etymologicvm tevtonicae lingvæ. Traiecti Batavorvm, MDCCLXXVII [i.e. in Utrecht, 1777], p.546 (ſack-pijper).

Web

WNT (Moezel, Afl.; sackpijper: »Kiliaan [Incorrect]; ws]) & WNT (Sacpipe; sackpijper: »Kiliaan [Incorrect]; ws], »Plantijn)
[NB: To enable reading the entire text, the page needs to be "unfolded": Activate subbetekenissen | citaten (➺ top left), or click on + | ↪ (in the text); ws]